Tijdens het FSB-promotieklasseduel F-Pion-DSC deed zich een telefoonincident voor. Al vrij aan het begin van de wedstrijd maakte de telefoon van Pion-speler Herman de Vries enige gerucht. De wedstrijdleider was op dat moment juist even buiten de speelzaal en niemand van DSC kwam in actie, ook niet toen de wedstrijdleider weer terugkeerde in de zaal.

Toen de wedstrijd was afgelopen en de einduitslag op het wedstrijdformulier was ingevuld liet DSC alsnog een protest aantekenen. Men vond dat De Vries – die uiteindelijk zijn partij won- alsnog een nul moest worden toegekend omdat hij een  telefoon bij zich droeg die niet was uitgeschakeld. De wedstrijdleider zag geen aanleiding om op dat moment nog te reageren en stelde de uitslag vast op 5-3 in het voordeel van de F-Pion.

De competitieleider van de Friese Schaakbond corrigeerde de uitslag echter naar 4-4. Hij baseerde zich daarbij op het Fide-reglement. De F-Pion ging in beroep tegen de uitspraak van de competitieleider en recent heeft de Commissie van Beroep uitspraak gedaan.

De Commissie van Beroep heeft de beslissing van de competitieleider teruggedraaid. In haar motivering stelt de Commissie dat DSC terstond had moeten reclameren bij de wedstrijdleider nu die zelf het afgaan van de telefoon niet had waargenomen. Nu dat niet gebeurde en de partij gewoon werd voortgezet, verspeelde DSC in de visie van de Commissie haar recht om de winst te claimen.

De Commissie baseert zich op het reglement waarin duidelijk staat aangegeven dat de wedstrijdleider bij het afgaan van een telefoon een vrije beoordelingsruimte heeft. De commissie meent met de uitspraak een heldere gedragslijn gecreëerd te hebben. Voor de volledige tekst zie hieronder


Beslissing van de commissie van beroep van de Friese Schaakbond


Beroep ingesteld door: de Schaakcombinatie De F-Pion te Harlingen/Franeker

Tegen: het besluit van de competitieleider van de FSB d.d. 21 november 2014

De commissie heeft kennis genomen van de volgende stukken:

Het besluit van de competitieleider d.d.21 november 2014
Het beroepschrift van De F-Pion d.d. 1 december 2014
De reactie van DSC op het beroepschrift d.d. 8 december 2014
De door de competitieleider overgelegde correspondentie die hij voerde naar aanleiding van het incident.

Ontvankelijkheid

In het kader van de FSB-competitie werd op 7 november 2014 gespeeld de wedstrijd De F-Pion- DSC. Op het wedstrijdformulier werd een aantekening gemaakt waaruit bleek dat DSC het niet eens was met de vastgestelde uitslag aan bord 4. Binnen de daartoe door het competitiereglement van de Friese Schaakbond gestelde termijn (artikel 17 lid 5), diende de teamcaptain van DSC –per mail van 11 november 2014- bij de competitieleider van de FSB een bezwaarschrift in tegen de door de arbiter vastgestelde uitslag. De competitieleider nam het bezwaarschrift in behandeling. Op 21 november 2014 nam hij een besluit en maakte dit bekend. Het beroep tegen het besluit van de competitieleider werd ingesteld op 1 december 2014. Onder verwijzing naar artikel 3 lid 3 van het competitiereglement van de Friese Schaakbond – waarin staat dat de beroepstermijn vijftien dagen bedraagt- verklaart de commissie Schaakcombinatie De F-Pion ontvankelijk in haar beroep (en verwerpt daarmee het beroepsmiddel zoals aangedragen door de F-Pion onder d. Zie hierna.)

De feiten

Op 7 november 2014 wordt in het dorpshuis Pier ’s Stee te Kimswerd in het kader van de promotieklasse der FSB-competitie gespeeld het duel De F-Pion I- DSC I.
Voor aanvang van de wedstrijd is de heer Veeman aangesteld/ aangewezen als arbiter in de zin van artikel 17 lid 1 van het competitiereglement van de FSB.
Niet lang na aanvang van de teamwedstrijd klinkt – terwijl de arbiter de speelruimte tijdelijk heeft verlaten- in de speelruimte een geluid dat door aanwezigen wordt herkend als zijnde het geluid van een mobile telefoon.
De vierde bordspeler van De F-Pion- de heer H. De Vries- haalt kort nadat het geluid heeft geklonken een mobile telefoon uit zijn binnenzak (althans zijn kleding) en legt dit apparaat voor iedereen zichtbaar op de piano die zich eveneens in de speelzaal bevindt.
Noch op het geluid dat klinkt, noch op de actie van de vierde bordspeler van De F-Pion volgt van de zijde van DSC enige reactie richting de arbiter, ook niet als deze zich na verloop van tijd weer in de speelruimte vertoont.
De wedstrijd verloopt verder zonder bijzonderheden.
De arbiter vult de afzonderlijke uitslagen van de acht partijen in op het wedstrijdformulier en vermeldt bij bord 4 een uitslag van 1-0 in het voordeel van De F-Pion zijnde de uitslag die hem doorgegeven wordt door beide spelers.
De heer De Vries onderwerpt na afloop van de partij zijn telefoontoestel aan een onderzoek en constateert dat het geluid dat in de speelruimte klonk door zijn toestel werd geproduceerd.
De arbiter stelt als uitslag van de wedstrijd vast een 5-3 overwinning voor De F-Pion, vermeldt die uitslag op het wedstrijdformulier en overhandigt het formulier ter ondertekening aan de tweede bordspeler van DSC, de heer R. Hazenberg, die zegt als de plaatsvervangend teamcaptain te zijn aangewezen door de eigenlijke teamcaptain de heer Schuurmans die eerder de speelruimte heeft verlaten.
De heer Hazenberg ondertekent het formulier doch plaatst daarbij de volgende opmerking: “Ondergetekende tekent bezwaar aan omdat de telefoon van Herman de Vries afging tijdens de partij.”
De arbiter stelt de competitieleider op 8 november per mail in kennis van het protest.
De competitieleider kwijt zich vervolgens van zijn taak door -nadat de aantekening op het wedstrijdformulier is gevolgd door een bezwaarschrift van de teamcaptain van DSC - de nodige informaties in te winnen en vervolgens een uitspraak te doen. De competitieleider kent het protest toe en bepaalt de uitslag van het duel op 4-4. Voor de argumentatie van de competitieleider wordt kortheidshalve verwezen naar diens uitspraak n.a.v. het ingediende protest, maar komt ook hierna nog aan de orde.
Tegen dit besluit van de competitieleider gaat De F-Pion in beroep.

De middelen van beroep

De F-Pion kan zich niet verenigingen met de uitspraak van de competitieleider en voert daartegen het volgende aan:
Artikel 11.3 van het Fide-reglement is niet van toepassing omdat de wedstrijdleider niet in de speelzaal aanwezig was toen het piepgeluid hoorbaar was. Ook artikel 16 van het FSB-competitiereglement is derhalve niet van toepassing. De wedstrijdleider had bij terugkomst in de speelzaal in kennis kunnen worden gesteld van het incident, maar dat is niet gebeurd. In tegendeel de DSC-speler van het vierde bord maakte met woord en gebaar kenbaar dat hij verder wilde spelen. Dat is op te vatten als ‘sportief gedrag’, iets waarmee de arbiter rekening heeft te houden/ op toe dient te zien.
Het Fide-reglement, in het bijzonder artikel 7, gaat er van uit dat onregelmatigheden tijdens de partij moeten worden gemeld/ geclaimd en niet na beëindiging van een partij.
De competitieleider interpreteert artikel 16 van het competitiereglement niet goed. Hij miskent ten onrechte dat de arbiter een vrij beoordelingsruimte toekomt. Die ruimte heeft een arbiter wel en dat volgt uit de woorden : ‘ tenzij de arbiter anders beslist’.
Alleen de teamcaptain van een team is bevoegd om bezwaar aan te tekenen tegen bijvoorbeeld een vastgestelde uitslag, niet een willekeurig teamlid.

De F-Pion verzoekt de commissie van beroep het besluit van de competitieleider ongedaan te maken en de uitslag van het duel De F-Pion- DSC te bepalen op 5-3.

 

DSC reageerde schriftelijk op het beroepsschrift van De F-Pion. In de reactie wordt samengevat het volgende gesteld.

Het staat vast dat tijdens de wedstrijd de telefoon van de heer Herman De Vries is afgegaan.
De wedstrijdleider was op dat moment niet in de zaal; gedurende de wedstrijd kwam dat vaker voor. DSC heeft hier overigens begrip voor.
De teamcaptain van DSC heeft de heer Hazenberg verzocht zijn taken als teamcaptain over te nemen. Dit is gebeurd.
DSC nuanceert het besluit van de competitieleider door te stellen dat het nodig is dat de wedstrijdleider het ‘ afgaan’ van de telefoon constateert en hij (de wedstrijdleider) de partij beëindigt.
De speler van DSC kon niets anders doen dan doorspelen. Hij had niet het recht om de klok stil te zetten en op zoek te gaan naar de wedstrijdleider. De wedstrijdleder had immers het feit toch niet zelf geconstateerd. Doospelen was bovendien in het belang van de spelers aan de andere borden.
DSC vraagt zich af of de opvatting ‘ alleen claimen tijdens de partij’ ook op gaat als de wedstrijdleider niet in de zaal aanwezig is.

Relevante artikelen uit de verschillende reglementen

Artikel 11.3.b Fide-reglement

Tijdens de wedstrijd is het een speler verboden om een mobiele telefoon of
andere elektronische communicatiemiddelen in het spelersgebied bij zich te
hebben. Als geconstateerd wordt dat een speler zo'n apparaat meegenomen
heeft naar het spelersgebied, dan verliest die speler de partij. De tegenstander wint.
Het wedstrijdreglement mag een andere, minder zware straf opleggen
.
Artikel 16.4 FSB-competitiereglement

4. Als ten aanzien van artikel 11.3.b van De FIDE-Regels geconstateerd wordt dat
een speler een mobiele telefoon of andere elektronische communicatiemiddelen
meegenomen heeft naar het spelersgebied, dan krijgt hij een waarschuwing. De
wedstrijdleider heeft het recht te onderzoeken of het apparaat aanstaat. Als een
dergelijk apparaat, zonder toestemming van de wedstrijdleider, aan staat, dan verliest
die speler de partij, tenzij de wedstrijdleider anders beslist.


Weging

Ter beoordeling van de commissie van beroep staat het besluit van de competitieleider om het bezwaar van DSC toe te wijzen. De commissie van beroep stelt vast dat de competitieleider zijn besluit als volgt beargumenteert: “ Wanneer een mobiele telefoon gaat, dan staat deze aan. Uit de verklaring van de arbiter, noch uit die van de teamleiders blijkt dat er toestemming was verleend dat de mobiele telefoon aan mocht staan. In artikel 12.3 Fide-reglement staat: “ De arbiter houdt de partijen in het oog, in het bijzonder als de spelers weinig tijd hebben. Hij moet er op toezien dat door hem genomen beslissingen worden uitgevoerd, en de spelers zo nodig bestraffen. “ De arbiter had in de speelzaal moeten blijven, of een assistent moeten aanwijzen. Dan was het incident opgevallen en had er conform de reglementen gehandeld moeten worden. Wanneer een mobiele telefoon afgaat dan beëindigt dat de partij onmiddellijk”.


De competitieleider is van oordeel dat de arbiter niet correct heeft gehandeld door de speelzaal te verlaten zonder een plaatsvervanger aan te wijzen. De commissie vraagt zich af of die stelling houdbaar is. Het reglement kent niet het begrip ‘speelzaal’ maar spreekt over ‘spelersgebied’. Naast de speelruimte wordt daaronder onder meer verstaan de toiletten, de koffieruimte en de rookruimte. De arbiter heeft de verantwoordelijkheid over alle vertrekken die tot het spelersgebied behoren en dus kan het voorkomen dat zich in de ene ruimte een incident voordoet dat zich aan de waarneming van de arbiter onttrekt omdat hij juist een andere ruimte inspecteert.

De competitieleider stelt in de visie van de commissie van beroep onterecht dat het afgaan van een telefoon een partij onmiddellijk beëindigt. De commissie leest dat niet in het reglement. Het reglement geeft wel een duidelijke sanctie: “Als een dergelijk apparaat zonder toestemming van de wedstrijdleider aanstaat dan verliest die speler de partij, tenzij de wedstrijdleider anders beslist.”
De commissie trekt met name uit de laatste vijf woorden – en in lijn met het door De F-Pion aangedragen middel onder c- de conclusie dat het afgaan van een telefoon niet automatisch tot een uitslag van een partij leidt ( namelijk verlies voor de eigenaar van de telefoon die aan staat) maar in alle gevallen – ook als bij het afgaan van de telefoon de arbiter wel aanwezig is- dient te leiden tot een beslissing van de arbiter. De arbiter moet vaststellen a. van wie de telefoon is; b. of hij de betreffende eigenaar toestemming heeft verleend om de telefoon aan te laten staan en tenslotte (c ) zal hij een blik moeten werpen op het bord om te beoordelen of de partij mogelijk al niet op basis van een andere bepaling uit het reglement is beëindigd bijvoorbeeld wegens mat of pat. Na het onderzoek en de weging (waarbij ook de reactie van de betrokkenen een rol dient te spelen) zal de arbiter een beslissing moeten nemen die in beginsel slechts twee consequenties kan hebben: of de partij wordt voortgezet of de partij wordt niet voortgezet. In dat laatste geval zal hij een uitslag op het wedstrijdformulier moeten invullen zodat alle betrokken teamgenoten kennis kunnen nemen van de uitslag.

In het onderhavige geval is er geen besluit door de arbiter genomen om de simpele reden dat dat niet van hem werd gevraagd. Dat had wel gekund. De teamcaptain van DSC of de speler van het vierde bord had – onder stilzetting van zijn klok- de arbiter zodra die weer terug was gekeerd in de speelzaal van het voorval in kennis kunnen stellen. De arbiter had dan een onderzoek in kunnen stellen, een afweging kunnen maken en een besluit kunnen nemen. Het middel zoals door de F-Pion onder a is aangedragen treft derhalve doel. Het verweer van DSC (genoemd onder e.) wordt nadrukkelijk verworpen.

De competitieleider heeft gemeend de arbiter te moeten corrigeren. De commissie ziet daar geen aanleiding toe. De arbiter heeft niet de kans gekregen om op het moment dat het incident zich voordeed of onmiddellijk daarna een onderzoek in te stellen, een afweging te maken en een beslissing te nemen. De arbiter valt dan ook niets te verwijten. DSC daarentegen is onnodig lang passief gebleven en heeft tot na afloop van de partij, sterker nog, zelfs tot na afloop van de wedstrijd gewacht om bezwaar te maken tegen de uitslag en een scheidsrechterlijk oordeel te vragen omtrent de gang van zaken rond bord 4.

De commissie is van mening dat het reglement tendeert naar het maken van bezwaar / indienen van claims tijdens de partij en niet na afloop van een wedstrijd. Hiermee onderschrijft de commissie middel b van De F-Pion.
Ook vindt de commissie het van groot belang dat teamwedstrijden zo correct mogelijk verlopen. De passieve houding van DSC draagt hier niet aan bij en kan dan ook niet worden ‘beloond’.


Uitspraak

De commissie verklaart het beroep van De F-Pion gegrond.

De commissie vernietigt daarmee de uitspraak van de competitieleider van 21 november 2014 zodat de oorspronkelijke uitslag van het duel De F-Pion-DSC blijft gehandhaafd, namelijk 5-3 in het voordeel van De F-Pion.

Aldus vastgesteld op 10 januari 2015 door E.Denissen, Tj.Wiersma en H.J.Dijkstra, leden van de Commissie van Beroep van de Friese Schaakbond en namens de commissie ondertekend door H.J.Dijkstra.

 

 

(H.J.Dijkstra)

 

 

Trefwoorden: afgaan telefoon in afwezigheid van de arbiter