Vandaag de voorlaatste dag en dat was goed te merken. Want als je wint, dan doe je nog mee voor de prijzen en als je verliest, tsja…

Er werd dan ook hard gestreden. Zo weigerde Tim Grutter in de A-groep op te geven. En het wonder geschiedde. Zijn tegenstander greep twee keer gruwelijk mis, waarna Tim met mat in 2 de winst naar zich toe trok. Compleet gedesillusioneerd heeft zijn tegenstander toen de eerste trein naar Tsjechië genomen. En ook op andere borden ging het er hard aan toe. De langste partij duurde maar liefst 120 zetten en zes uur! Het resultaat? Remise…

Nadat wij voor de laatste keer de indeling hadden gemaakt, wachtte er nog een bijzonder klusje. Er moest worden uitgezocht welke spelers er nog in aanmerking voor een norm komen. Na enig rekenwerk bleek dat Liam Vrolijk al een GM-resultaat had behaald. Proficiat, Liam! Verder zijn er nog drie spelers (waarom Tim Grutter die zo wonderbaarlijk won!) die kans maken op een IM- of GM-norm. Afwachten dus hoe dat morgen gaat.

Dan nog een klein stukje over het indelen.

De twee meest gebruikte manieren om een toernooi te spelen zijn round robin (iedereen speelt tegen iedereen) en zwitsers (een vast aantal ronden, bijvoorbeeld 7 of 9, en per ronde speelt elke speler tegen een andere speler die (bijna) net zoveel punten heeft).

Voor de indeling van RR-toernooien zijn er allerlei wiskundige regels, zodat je voor elke groepsgrootte een indeling kunt maken. Maar voor de meestvoorkomende toernooien (3 tot en met 16 deelnemers) zijn deze regels door de FIDE uitgewerkt tot zogenaamde Berger-tabellen (https://handbook.fide.com/chapter/C05Annex1). Een kenmerk is dat de lage lotingnummers vaker wit dan zwart hebben (bv. bij 10 deelnemers de spelers met lotingnummer 1 t/m 5). Veel spelers hopen daarom dan ook op een laag lotingnummer.

Bij zwitserse toernooien wordt er per ronde geprobeerd een zo ideaal mogelijke indeling te krijgen. De basisvoorwaarden zijn: je speelt niet twee keer tegen dezelfde tegenstander, elke speler speelt tegen een tegenstander met (ongeveer) evenveel punten, elke speler wisselt de kleuren. Omdat dit niet altijd lukt zijn er allerlei regels en subregels die ervoor moeten zorgen dat de indeling zo eerlijk mogelijk gaat. Gelukkig zijn er computerprogramma’s die deze regels allemaal op de juiste manier kunnen toepassen, want een fout is zo gemaakt! Moeten arbiters dan al deze regels kennen? Jazeker! Want ze moeten wel kunnen uitleggen waarom speler A tegen speler B moet en niet tegen speler C.

De FIDE kent alleen maar Zwitsers Op Rating (met enkele subvarianten). Het in Nederland bekende Zwitsers Op Weerstand wordt door de FIDE niet erkend. Dat komt omdat ZOW vooral geschikt is als er geen betrouwbare ratings zijn. Bij ZOR zijn de spelers met een hoge rating (iets) in het voordeel, omdat ZOR hun zoveel mogelijk tegen spelers met een lagere rating probeert in te delen. Een voordeel van ZOR is dan wel weer dat de sterkste spelers elkaar zo laat mogelijk in het toernooi tegenkomen.

Morgen de laatste dag! Dan ook mijn laatste bijdrage vanuit Groningen.